Cookie beleid Kolping Boys

De website van Kolping Boys is in technisch beheer van VoetbalAssist en gebruikt cookies. Hieronder de cookies waar we je toestemming voor nodig hebben. Lees ons cookiebeleid voor meer informatie.

Functionele cookies

Voor een goede werking van de website worden deze cookies altijd geplaatst.

Analytische cookies

Google analytics Toestaan Niet toestaan

Marketing cookies

Facebook Toestaan Niet toestaan

Uit de oude doos (31): Hoe hoog leggen we de lat?

Uit de oude doos (31): Hoe hoog leggen we de lat?

27 februari 2021 14:30

Dirk Veel

Onlangs zag ik een wedstrijd van RKC waarin Kostas Lamprou katachtige reddingen verrichtte en mijn gedachten dwaalden af van zijn spel en ze concentreerden zich slechts op zijn lengte. Eigenlijk een te kleine keeper, dacht ik, met zijn 1 meter 76, maar ja, een grote lengte is ook niet altijd garantie voor doorslaand succes (ik kan er over meepraten).

Kenneth Vermeer is er ook zo één, maar toch vijfvoudig doelman van Oranje geweest en hij is slechts 6 centimeter groter dan Lamprou. En uit mijn jeugd herinner ik me Paul van der Meeren van Telstar, ook een “maatje Lamprou” maar met 47 jaar en 62 dagen lekker wel de oudste speler die ooit in het Nederlands betaalde voetbal een volledige competitiewedstrijd speelde (Telstar tegen RBC op 7 september 1991). Arme kleine keepers, wel allen groter dan Napoleon maar aangezien die grootheid onbekend is bij de harde kern, is slechts supporters hoon vaak hun deel! 

Wat heeft dat alles nou met de lat te maken?
Al die bovengenoemde keepers hebben meer dan genoeg sprongkracht om ballen over de lat te tikken, ik hoor het de lezer al denken. Klopt, dat is ook niet waar ik heen wil. Waarheen dan wel?

Nou laten we het eens over Pupillenvoetbal hebben.
Vóór de tweede oorlog bestond jeugdvoetbal alleen uit Junioren- en Adspiranten elftallen maar na de bevrijding werd lokaal ook voetbal voor de 10- en 11- jarigen georganiseerd: het Welpenvoetbal. In de regio Alkmaar deed Kolping Boys daar al in 1947 aan mee. De KNVB haalde voor dit initiatief de neus op en liet het graag aan de plaatselijke vrijwilligers over. Maar ja, dat deed de KNVB eigenlijk met alle initiatieven: vrouwenvoetbal, zomeravondvoetbal, zaalvoetbal. De KNVB wenste zich niet met al deze eerste initiatieven te bemoeien maar zodra bleek dat zo’n initiatief in een succes veranderde, waren ze er als de kippen bij om de organisatie ervan dwingend over te nemen. Tsja…

Nu weer terug naar de titel van dit stukje.
Bij Kolping Boys leggen we de lat graag zo hoog mogelijk maar dat is niet altijd zo geweest. Wat was het geval? De jongsten die begonnen met voetballen kwamen direct op een groot veld terecht. De doelmannetjes (waar is de tijd gebleven dat ze gewoon kieper heetten en penanties stopten?) van de Welpen kregen meteen te maken met het grote seniorendoel en hoge ingeschoten ballen waren meestal goed voor een doelpunt. Voor de huidige D-pupillen keepers is dat trouwens nog niet anders, al zijn de meesten wel wat langer dan 70 jaar geleden. In 1960 werd trouwens de naam Welpen (zo heette een leeftijdsgroep op de scouting namelijk ook al) veranderd in Pupillen, maar dat ter zijde.

In 1971 veranderde er het een en ander.
De KNVB nam het initiatief van vele clubs over die 9- en 10-jarigen al tegen elkaar lieten voetballen en noemde deze groep  babypupillen. Slechts een jaar later erkende de KNVB ook de categorie van 7-en 8-jarigen en hernoemde de drie groepen naar A-pupillen, B-pupillen en C-pupillen. Nog weer later (in 1978) werden dat de D-tjes, E-tjes en F-jes maar dat begreep u vast al wel. Het probleem lag bij alle drie de groepen. Zeker de zeer kleine keepertjes waren kansloos bij elke hoge bal en de lol raakte er zo snel af. Kleine losse doeltjes, zoals wij ze nu kennen, waren toen nog niet echt gangbaar en de lokale mensen van het jeugdbestuur zochten een oplossing voor dit probleem en die werd gevonden! De PUPILLENLAT deed haar intrede, ook bij Kolping Boys.

Lat_1.jpg

De tweehaaks pupillenlat (smalle uitvoering)

Sommige andere verenigingen waren daar in de jaren ’60 al mee begonnen. Officiële maten ervoor bestonden niet en elke club deed de uitvoering op haar eigen manier. De pupillenlat was, zeg maar, een wit geverfde houten lat (dikte deklat) die met twee, drie of vier ijzeren haken van circa 60 centimeter lang aan de bovenlat van het te verdedigen doel werd gehangen en met twee strips tegen de doelpalen rustte. Door deze houten pupillenlat had de keeper bij hoge ballen toch nog een redelijke kans om een wat hogere inzet te stoppen. De keepertjes hadden er de lol van maar eigenlijk was het geen gezicht en bleef het een lapmiddel.

Lat-3.jpg

De driehaakspupillenlat

Maar de pupillenlat had ook nadelen!
Regelmatig werd er een doelpunt goedgekeurd terwijl de bal toch echt tussen pupillenlat en normale doellat verdween zodat het doelpunt niet had mogen tellen. Ook kwam het voor dat de bal tegen een ophanghaak kaatste en vervolgens in doel, werd geschoten. Deze goals werden ook regelmatig goedgekeurd terwijl de bal eigenlijk als gewoon “over” had moeten zijn beoordeeld. Kortom: de scheidsrechters moesten er scherp op blijven want anders zat de kat snel in de gordijnen en met pupillenouders achter het doel gaf dat meteen een hoop heisa. Pupillenlatten zijn erg maar fanatieke pupillenouders zijn nog erger. Pas in 1978 kwam hierin een verandering toen de wedstrijdjes over halve veldjes en met de kleinere verplaatsbare doeltjes werden geïntroduceerd. Daarmee kwam er een einde aan een echt stukje pupillengeschiedenis.

Mooi was de pupillenlat niet maar spraakmakend was ie zeker.

lat_4.jpgDe tweehaakspupillenlat (wijde uitvoering)

Delen

Lees meer over:
Oude doos

voeg je eigen gadgets toe aan deze pagina!